Waar zijn wij nu eigenlijk mee bezig?

Wat doen wij? Waarom doen wij eigenlijk wat wij doen? Wat houdt ons bezig? Waarom niet anders?

zondag 3 oktober 2010

Laten wij iets van de spits afbijten

De Amsterdamse taskforce “Ontspits” heeft een simpele doelstelling , namelijk 5% minder files in de spits binnen de regio Amsterdam in 2012 .


Ontspits_Logo_content

 

 

 

Op 1 oktober 2010 was bij IBM in Amsterdam een ontbijtsessie georganiseerd voor en door ondernemers. Het thema van deze ochtend was ‘Tel uit uw winst’. Tijdens deze bijeenkomst, die gepresenteerd werd door Jort Kelder, konden ondernemers  kennis maken met aansprekende cases van bedrijven die allemaal winst halen uit Ontspits-maatregelen.

De meest radicale maatregel is om gewoon niet te rijden als het niet nodig is. Een afgezwakte vorm is om anders met je werkruimte en werktijd om te gaan door bijvoorbeeld de eerste 2 uur in de ochtend thuis te werken en dan pas te vertrekken. Of een omgekeerde variant toe te passen bij het naar huis gaan.

Daar zitten verschillende kanten aan:

  • je werk moet zich ervoor lenen om te werken waar en wanneer je dat wilt;
  • je moet het willen en kunnen
  • het moet getolereerd worden, of beter nog gefaciliteerd
  • je moet bij het op afstand werken nieuw gedrag aanleren om met elkaar contact te houden, te communiceren en samen te werken

Hoe verleid je mensen nu om oude gewoontes los te laten en alternatieve werkvormen toe te passen? Daar zijn vele antwoorden op mogelijk. Laatst kwam ik iemand tegen die zei tegen mij: “Mensen en met name  Nederlanders zijn vooral gevoelig voor een financiele prikkels, dus als je stopt met het subsidieren van files in de vorm van lease-auto’s of via het declareren van zakelijke kilometers en alternatieve reisvormen beloont, bijvoorbeeld 30 cent per kilomer als je fietst, dan ben je binnen no-time van de files af. Dat is natuurlijk wel erg kort door de bocht, maar er zit wel een kern van waarheid in. Als je een lease auto hebt, dan wil je hem ook gebruiken. Financiele prikkels helpen dus en die zijn er in allerlei vormen.

Misschien dat het ook een generatie vraagstuk is. Jonge mensen die net beginnen te werken hebben misschien gewoon geen zin om de hele dag op 1 plek door te brengen en houden van afwisseling. Jort Kelder stak de draak met de aanwezigen met een opmerking in de trant van: “wie heeft er nu zin om de hele dag tegen die lelijke koppen van je collega’s aan te kijken?”

Dertigers die net aan kinderen beginnen gaan vaak ook aan de slag met een ander ritme van werken. Zij balanceren als ware evenwichtskunstenaars op de draad van prive en werk.

En hoe zit het met de managers. Staan die open voor andere werkvormen. Open voor het loslaten? Open voor vertrouwen? Toch wel lastig. Bovendien, waar halen wij het geld vandaan om andere manieren van werken te financieren? “Wel goed idee hoor, dat Nieuwe Werken, maar wij krijgen de businesscase helaas nog niet rond….”

Dat laatste intrigeert mij. wat je nu merkt is dat mensen wel voldoende doordrongen zijn van de ins en outs van het Nieuwe Werken en op zoek gaan naar concretisering.

De mensen van “Ontspits” hadden mij gevraagd om kort in te gaan op de kostenreductie die KPN en Getronics hebben kunnen realiseren via het afstoten van gebouwen. Diet getallen liegen er niet om. Het aantal  panden  is gedaald met 44%, de gehuurde m2 met 30% en het facilitaire budget met 25%.

Je kunt natuurlijk niet volstaan met alleen het afstoten van gebouwen. Je zult mensen dan ook wel moeten stimuleren om niet elke dag naar het werk te komen. De resterende gebouwen zul je anders moeten gaan benutten en zoals ik al eerder aangaf. Je moet mensen middelen beschikbaar stellen om op een andere manier met elkaar te kunnen communiceren en samen te werken. Het gaat niet alleen om het beschikbaar stellen van middelen. Minstens zo belangrijk is om die middelen ook slim te gebruiken. Daarmee kom je bij de kern van ons werk. En ook bij de uitdaging hoe je dat het beste voor elkaar krijgt.

vrijdag 10 september 2010

Tot de verbeelding spreken, waar inspiratie en experience elkaar raken

Het is voor een technologiebedrijf soms best lastig om aan klanten helder te maken wat nu je product of dienst is. Soms nodigen wij daarom klanten uit voor een inspiratiesessie en laten wij ons van een andere kant zien dan klanten misschien verwachten.

In het woord "inspireren" zit een verwijzing naar de goddelijk vonk die overslaat (griekse betekenis), inblazing, het lucht geven, maar inspiratie brengen wij natuurlijk ook in verband met creativiteit. Dit zijn allemaal facetten die je in interactie met klanten een plaats probeert te geven. Het over laten springen van de idee.

Bij het inspireren hoort wat ons betreft ook de proeve van bekwaamheid, het laten zien, het laten ervaren, de "experience". Inspiratie en experience zijn dus een gouden koppel in de communicatie.

Het was daarom interessant om samen met een aantal collega's te worden uitgenodigd bij Miele in Vianen voor een bezoek aan hun "inspirience center", inderdaad een contaminatie van "inspiratie" en "experience". Ons ging het er vooral om te leren hoe Miele haar klanten persoonlijk benadert, haar producten tastbaar, voelbaar en zelfs ruikbaar maakt en wat nog belangrijkers is kan koppelen aan levensstijl en kookkunst.

Op die manier krijgen de producten een andere lading en betekenis. Miele biedt aan haar bezoekers ook de mogelijkheid zelf te experimenteren begeleid door professionale koks.

Er is steeds meer belangstelling om vanuit beleving producten en diensten te ondersteunen.

In een wereld van overvloed zijn mensen meer op zoek naar psychische behoeftebevrediging: behoefte aan inspiratie, aan het bij een betekenisvolle gemeenschap horen en aan zingeving in het algemeen. In Breda bevindt zich de Imagineering Acedemy waar studenten leren om op basis van beleving te ontwerpen.



De lessen die wij geleerd hebben bij Miele nemen wij mee bij de inrichting van onze nieuwe ontmoetingsplek voor klanten in Zoetermeer. Hierover zal ik later publiceren.

maandag 15 februari 2010

Burgerparticipatie Nieuwe Stijl

In december heb ik  tijdens het Amsterdam Open Innovatie festival een avond bijgewoond.  over "Crowdsourcing bij publieke vraagstukken"

Dit was de eerste van vier afleveringen waarin de mogelijkheden van het gebruik van open innovatie bij publieke vraagstukken voor de Gemeente Amsterdam. Tijdens deze eerste aflevering stond crowdsourcing centraal.

Crowdsourcing is een Engelstalig neologisme, gebruikt om een recente ontwikkeling aan te duiden, waarin organisaties (overheid, bedrijven, instituten) of personen gebruik maken van een grote groep niet vooraf gespecificeerde individuen (professionals, vrijwilligers, geïnteresseerden) voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en onderzoek…..bij de meningsvorming, of om interessante nieuwe ideeën aangereikt te krijgen (aanvulling)

 

Jeff Howe - Crowdsourcing

Aan de hand van tal van voorbeelden kregen de zaal/crowd, bestaande uit “echte”Amsterdamse burgers, ambtenaren en 2.0 “fans” zo ver om actief aan de slag te gaan met het crowdsourcing concept en de mogelijkheden ervan voor de gemeente Amsterdam.

Deze avond deed mij terugdenken aan een discussie die ik in 1996 in opdracht van Ben Verwaayen binnen KPN organiseerde. Voor het eerst werd het web toegepast om een discussie te voeren met alle medewerkers over de toekomst van het bedrijf ”Telecom Over Morgen”(TOM).  De discussie duurde 3 maanden en werd gevoerd rond 5 thema’s.

Op basis van mijn ervaring met de organisatie van deze discussie en ook op basis van de avond gisteren heb ik de belangrijkste succesfactoren voor het voeren van een publieke discussie op een rij gezet.

  1. Als je rond een bepaald onderwerp mensen graag wil betrekken bij de meningsvorming, licht het onderwerp dan goed toe en maak duidelijk wat je verwacht en misschien ook binnen welke termijn. Rond zaken op een gegeven moment ook weer af.
  2. Besteed voldoende aandacht aan het tekstueel en grafisch aantrekkelijk maken van de omgeving waarin je de disussie wilt voeren. Maak maximaal gebruik van social media mogelijkheden.
  3. Stimuleer mensen niet om hun mening te geven of ideeën aan te reiken als je van tevoren weet dat er toch niets mee wordt gedaan.
  4. Organiseer het zo dat er ook iets wordt gedaan met de inbreng en geef feedback. Anders loop je het risico dat er een soort Klaagmuur ontstaat en voelen mensen zich niet respectvol behandeld.
  5. Hanteer een aantal basisregels voor het voeren van de discussie. Ga ervan uit dat mensen zich daaraan houden. En corrigeer (modereer) als dat nodig is achteraf. Het mooiste is als de deelnemers in de discussie elkaar zelf aanspreken op uitgangspunten op het moment dat dat nodig is.
  6. Het is een goed idee om in aanvulling op de publieke discussie een soort 2e laag in de communicatie te leggen waarin je reflecteert op trends in de discussie of bepaalde ideeën extra aandacht geeft om ze verder uit te diepen;
  7. Vier met een bepaalde regelmaat ook de successen. En communiceer daar ook over.
  8. Doe niet alles virtueel, maar voer het debat ook zo nu en dan op een fysieke plek.

Ik denk dat de gemeente Amsterdam met dit initiatief om via crowdsourcing de intelligentie te gebruiken van Amsterdammers en andere virtuele kosmopolieten een trendsetter is die veel opvolging zal vinden bij andere gemeentes. Dit traject binnen Amsterdam blijf ik actief volgen.